Gillend
rennen we over het weiland. De penetrante geur kleeft aan onze kleren, onze
huid. Met een grote sprong overbrug ik het slootje. Dan roffelen mijn voeten
over het harde asfalt. Bij de bushalte stop ik. Eén stap achter me zijn de
anderen. Dubbelgevouwen van de lach kijken we elkaar aan. Viznja wenkt ons
dichterbij. Met de armen om elkaars schouders vormen we een klein kringetje.
Amper een dag ken ik deze mensen. De bootreis lijkt ineens heel lang geleden.
Achter de ramen
kolkt de grijze zee. Wij zitten hier, in de benauwde binnenruimte van de boot.
Er is geen dek om de zeewind op mijn gezicht te voelen. Ik staar naar de
raampjes, krappe kaders van het zeelandschap. De vier gezichten om me heen zijn
me onbekend. Medekunstenaars, dat is alles wat ik weet. We tasten elkaar af,
draaien als katten om elkaar heen. Puck, met haar weelderige vormen, luide stem
en golvende krullen, trekt de aandacht naar haar toe. Ik laat me wat
achteroverzakken. Het gesprek spoelt kabbelend over me heen.
We meren aan. De
mensen rijgen zich aaneen tot één graaiende dringende massa. Ze stromen gretig
de boot af. Ik zwaai mijn kleine rugzak over mijn schouder en haast me achter
de anderen aan. Buiten slaat de zilte wind me in het gezicht. Genietend adem ik
hem in. Bagagekarretjes rijden ratelend voorbij. Wij negeren ze en lopen
rechtstreeks naar de bus. Samengeperst tussen vreemde lijven vang ik glimpen
van het eiland op. Een duin met golvend helmgras, fietsende jongetjes met
zelfgemaakte hengels, een feloranje boei. Bij de bushalte staan twee tengere
figuren in felgekleurde kleding ons op te wachten. Thoz en Viznja, de Sloveense
theatermakers die ons uitgenodigd hebben.
Allebei hebben ze
een deken om hun hoofd geslagen tegen de winterse wind. Op de zijne staat Air
France, op de hare KLM. Viznja's heldere ogen nemen me door een klein brilletje
op. Iedereen schudt handen. We lopen naar een klein gebouwtje en gooien onze tassen
in een hoek. “Soooo, welcome!” begint Thoz. “let's start!” Hij huppelt
geestdriftig op en neer, zijn lange haren dansen mee.
Ik ren. Mijn kleren
klapperen vrolijk om me heen. Lichtvoetig huppelen we om paaltjes heen, laten
onze vingers tegen een hek tokkelen en glijden onder hekjes door. “Die zijn
gek!” roept iemand. “Oerol is pas over een paar maanden hoor!” schreeuwt een
ander. Wij lachen terug. Dat weten we. Daarom zijn we juist hier. Over een paar
maanden zijn we toneelspelers op Oerol. Maar nu willen we elkaar eerst leren
kennen. En hoe kan dat beter dan door samen te spelen?
In wilde vaart
rennen we door. Langs de bushalte, onder een hek door, over een slootje heen en
dan staan we ineens midden in een weiland. Daar onthult Viznja wat er in haar
gek gevormde tas zit: een draagbaar stereootje. Al snel schallen er onbekende
opzwepende klanken over het weiland. Er worden paren gemaakt. Communicatie gaat
via oogcontact, praten mag niet. Ik sta alleen midden in het weiland.
Langgerekte schaduwen dansen om me heen. De verstarring die ik herken van
feestjes komt over me heen. Ik hou van dansen, van de energie die door me
heenstroomt als ik de muziek mijn bewegingen laat dicteren. Maar als er mensen
kijken, verstijf ik. Dan voel ik een oordeel in hun blik.
Ik kijk eens goed
naar de anderen. Hun bewegingen zijn uitgelaten, vreemd en wild. Niet perfect.
In hun ogen zie ik een lach, geen oordeel. Dan doe ik mijn ogen dicht en adem
de muziek in. In mijn hoofd trek ik de muren van mijn woonkamer op. Ik ben alleen.
Ik dans. De muziek trekt aan me. Laat mijn armen bewegen, tilt mijn benen los
van de grond. Ik draai rond, laat het ritme me grijpen. Langzaam begin ik me één te voelen met het
wervelende groepje dansers. Ik open mijn ogen. Viznja vangt mijn blik en
grijnst me toe. “Switch!” roept ze. Zelfverzekerde Puck staat voor me. Onze
blikken haken in elkaar en we dansen.
Met elke stap voel ik mijn zelfvertrouwen groeien. Mijn verstarring gooi
ik als een te krappe mantel van me af. We draaien om elkaar heen. Ik zie Pucks
ogen glinsteren. Gelach schalt over het weiland. “Switch!” Ik dans met Thoz. De
hele dag hebben we nog geen woord gewisseld. Nu kijken we elkaar echt aan. Hij
ziet eruit als een blij kind, één al bewegelijkheid en glimlach. “Switch!” Viznja huppelt op me af. Met
verrassende kracht in haar tengere arm grijpt ze mijn hand. Ze draait me rond
als een tol. Onze voeten zijn het middelpunt, onze armen uitgestrekt, rond en
rond en rond. Andere dansers draaien in en uit mijn blikveld. Wolk, boom, gras,
sloot. Sneller en sneller. Tot we met een harde klap tegen twee andere dansers
aankomen. De hemel draait om en ik lig in het gras. De muziek stopt. Om me heen
ligt de rest, armen en benen over elkaar. We blazen giechelend uit. De wolken
boven mijn hoofd draaien nog steeds rond.
Een laag gebrom vult mijn oren. Harder en harder tot we allemaal lui ons
hoofd optillen. Vlak langs ons groepje rijdt een imposante landbouwmachine. Een
sterke lucht vult mijn neusgaten. ‘Gier’ gil ik. We weten niet hoe snel we onze
spullen bij elkaar moeten grabbelen. De boer draait zijn machine om en rijdt
met grommende motoren recht op ons af. Gillend
rennen we achter elkaar aan over het weiland, de sloot over tot we bij de
bushalte staan. Gezichten
met groene vegen lachen naar me. Viznja slaakt een hoge triomfantelijke kreet
en zet de muziek weer aan. Ons gejuich waait door de straten. We dansen.
In dit kringetje
van mensen voel ik me anders. Lichter, vrijer. Soms hoef je niet ver te reizen
om een bijzondere ontmoeting te hebben. Utrecht-Terschelling was voor mij
genoeg. Viznja, Puck en de anderen hebben me het plezier van samen dansen
getoond. En nu, nu ben ik de eerste die gaat dansen op een feestje!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten